(7) Nieuwe Jaer Wensch

Bron: ZB Middelburg: KLUIS, Hs. 2989

Dit gelegenheidsgedicht op licht spottende toon uit 1734 schrijft Jean Guépin voor zijn vriend Hermanus Jaarsma (Jaersma). Samen bezochten zij de Latijnse school en Jaarsma verlaat nu Vlissingen om theologie te gaan studeren, wat Guépin verdrietig stemt, maar hij vertrouwt erop dat Jaarsma door zijn standvastigheid zijn doel zal bereiken. Jaarsma komt ook voor in een gedicht waar de heren in 1734 met nog twee andere vrienden, Nicolaes Lambrechtsen en Jacobus (Co) Boudrie, een Reis naar Domburg (Hs. 4786) maken. Eveneens interessant is de briefwisseling van een tiental brieven die Guépin en Jaarsma in 1735 uitwisselen in de bundel Brieven in Rijm en Onrijm. (Hs. 2771)

Nieuwe-Jaer Wensch
aen den geleerden Jongeling

HERMANUS JAERSMA

Door

J. G.

Den draed van’t oude Jaer is weder afgesponnen.
Apollo heeft syn loop met t’nieuwe Jaer begonnen:
De tyd, de snelle tyd, vliegt heen gelyk de wind
En rook (dat yder een int aerdsche dal bemind
Is anders niet) myn pligt doet my tot u waerds keeren
om u met wenschen tal, op heden te vereeren.
Ah! was myn wensch & wil op desen dage volbragt:
gy wies van deugt tot deugt, gy ging van kragt tot kragt
Gods gaven, & Syn Geest, de deugt sou op u rusten,
geen ydelheyt in u, geen kindsheyt, aerdsche lusten
En wat iets diergelyks is maer u, groten Geest
sou als een akker syn bebouwt door t geen gy leest:
U gladde tonge sou meer als een degen dringen
in ’t innigste van ’t hert: Ja uwe Eerstelingen.
de bloeysels van u Jeugt selfs bragten vrugten voort;
U welgeslepe spraek een ygelyk bekoord:
maer, O gedachtenis van’t droevig afscheid nemen
int kort van U O maet! gy doet dit digtse swemen.
Eer na een treurdigt dan na eenig vreugdewensch:
Soo volgt de bitterheyt, de soetheyt van den mensch.
Als ik aen u gedenk, voel k’uyt myn oogen leken.
de silte traen, Ja k voel myn angstig herte breken:
O afscheyd van een vrind & van sulk Cammaraedt
k’wensch dat g’op desentyd uyt myn gedagten gaedt
Maer dat ’s ommogelyk: myne vriend wild dan gedogen:
dat ik als int verschiet u met betraende oogen
Ik met een treur gesigt, gy met een bang gemoed,
voor Oogen stil & wy malkaer den laetsten Groet
Den laesten kus, bewys van onse vriendschap: geven:
Ach droevig afscheyd, wiens geheugen my doet beven:
Gaet weg uyt myn gesigt, k’wou dàt g’op desen dag:
in’t donkere moeras van de vergeet vloed lag:
k wend d’Oogen van u af; ah was gy omte kopen:
maer stil het NIEUWE JAER’S tyd dwingt my nog te hopen
kom neemt mijn wenschen aen; ontfangt erdoor myn herte
dies u o weerde maet, met t digt geschonken werd.
k’bedank u voor de les die gy my hebt gegeven:
voor my het is myn pligt om wel er na te leven
& hy die ‘d aerd gebruykt tot voetbank synes voet
en d’hemel tot syn throon gun u t’ bestendig goedt.
Hy wil u met syn geest & met syn liefde loonen
En scheyd gy van de Aerd met Glorypalmenkroonen.
En dus deelagtig aen het eeuwige verbond.
op onsen middelaer syn dierbre bloed gegrond
Wel aen dan weerde maet wil op de laen niet wyken.
Kom stryd den goeden stryd gy sult dog niet beswyken
treed in geleerdheyt voort, & waer dat gy ook gaet
Gedenkt altyds aen my u vrind & waerde maet.

Geplaatst door Jan van Loo op 7 januari 2022.

(6)Embleem de Faam

Belemmering talent

Wie ingelogd is bij het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD) krijgt onder de noemer Jan Guépin de volgende kwalificaties onder ogen: kalligraaf, dichter amateurtekenaar, overigens zonder toevoeging van enig feit. Wij gaan ons concentreren op de laatste kwalificering met bijzondere aandacht voor het ‘vignet’, een begrip dat diverse betekenissen heeft, maar hier zal het gaan om een embleem.

Vanwaar deze aandacht? Frederik Nagtglas (1856-1902) vermeldt in zijn levensbeschrijvingen van bekende Zeeuwen dat Guépin menig vignet schetste voor werken die hij voornemens was uit te geven.1 Hij schrijft dit in 1890 en moet geweten hebben dat er van Guépins werken weinig is uitgegeven en of zijn constatering terecht is, zal nog blijken uit verder onderzoek. Een ‘beter’ bewijs, athans voor één vermeende uitgave, lezen we bij Nicolaas Cornelis Lambrechtsen van Ritthem in 1819.2 Hij is de zoon van Nicolaas Lambrechtsen (1716-1780) die een goede vriend was van Guépin en beschikte wellicht over handschriften en privédocumenten uit de nalatenschap van Guépin.

F. Nagtglas (1856-1902) (Foto KZGW) en N. C. Lambrechtsen van Ritthem (1752-1823)

Guépin zou in 1739 het voornemen gehad hebben enige gedichten uit te geven en had voor die bundel zelf een vignet getekend “verbeeldende de Faam, welke de linkerhand, met een vleugel versierd, naar boven verheft, maar de rechterhand, waarin zij een keten, aan een ijzeren geldkist vastgemaakt, vasthoudt, naar beneden laat hangen.” Het bijbehorende motto luidde: “Ut me pluma levat, sic grave mergit onus” (zoals de veer me verheft, zo slokt de zware last me op).

Helaas is er geen duidelijkheid over de bundel, maar misschien gaat het om de dichtbundel ‘Brieven in rijm en onrijm’ uit 1735.3 Deze bundel handelt over een briefwisseling tussen (de twee aankomende poëten) Guépin en Hermanus Jaarsma. Beide heren koketteren en bewieroken elkaar (op spottende toon?) met hun dichterstalent en -kennis. Als zware last ervaren ze het beklimmen van de Parnas, de berg van de dichters, de muzen en de dichtkunst. Ook in het vignet is talent een centraal gegeven.

De Faam en het devies leiden namelijk naar embleem 121 uit de embleembundel van Andrea Alciati uit 1531.4 Een typisch embleem bestond uit een motto, een afbeelding (pictura) en een onderschrift (subscriptio). Aan de hand van deze drie elementen moest de lezer de bedoeling van het embleem doorgronden. GUépin zal zeker bekend geweest zijn met de werkwijze bij emblemen door de emblemen van Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) en Jacob Cats (1577-1660) en misschien ook wel met die van Alciati.

Klik op de afbeelding om ook andere emblemen te bekijken.

We zien duidelijk de gevleugelde linkerhand naar boven wijzen en de rechterhand blijft omlaag gericht door een zware steen die aan de hand geketend is. De kern van dit embleem is dat de grootste talenten belemmerd worden door armoede. En Alciati doelt blijkens het onderschrift daarmee op de (geestelijke) armoede die jaloers is op de roem. Guépin tekende echter geen zware steen, maar een ijzeren geldkist. Daardoor krijgt het embleem een satirisch effect. Tegelijkertijd verbeeldt hij mogelijk de werkelijkheid, want misschien zat hij toen al in de geldzorgen. Later in zijn leven was dat zeker het geval. Het kan natuurlijk ook zijn dat hij zich simpelweg in zijn ontwikkeling als dichter gehinderd voelde, omdat hij ook moest werken voor de kost en daardoor dus minder tijd had om te dichten. In het handschrift met de brieven is noch geld noch afgunst aan de orde. Het blijft daardoor onzeker of het vignet voor deze bundel was bedoeld.

1. Nagtglas F., Levensberichten van Zeeuwen, deel 1, Middelburg 1890, 310.

2. [N.C. Lambrechtsen], ‘Hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jan Guepin, weleer schepen en raad der stad Vlissingen, en aldaar overleden in den jare 1766’, in: H.W. Tydeman en N.G. van Kampen, Mnemosyne. Mengelingen voor Wetenschappen en fraaije Letteren, VI Stuk, Dordrecht 1819, 200.

3. Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, KLUIS Handschrift 2771, Brieven in rijm en onrijm: door verscheyde aan malkanderen geschreven – Afschriften van brieven.

4. Andrea Alciati, Emblematum liber, Augsburg 1531.

Geplaatst door Jan van Loo op 20 december 2021.

(4) Over Jean Guépin

Inleiding

Deze wat vreemde titel is de opening voor de hierna volgende overwegingen. Vreemd omdat uiteraard alles op deze site vanzelfsprekend handelt over Jean Guépin. Het bijzondere en tegelijkertijd prettige vande situatie op dit moment is, dat we aan de opbouw van de site staan en moeten overdenken hoe we die gaan aanpakken. Bij de blogs staan we voor de opgave om telkenmale een ander onderwerp aan te dragen en de digitale uitgave van de dichtwerken kent zo zijn eigen vraagstukken. Deze activiteiten zijn de ingrediënten voor een ontdekkingsreis die zonder twijfel de nodige verrassingen gaat opleveren mede omdat voor vrijwel alles rond het project Jean Guépin nog onderzoek verricht dient te worden. Kortom: veel is nog niet duidelijk, maar de veelzijdigheid van leven en werken van Jean Guépin garandeert een tombola aan mogelijkheden, die als inspiratiebron functioneert.

Webpagina’s en blogs

De vraag is welke pagina’s en subpagina’s zinvol zijn om toe te voegen aan de website met de mogelijkheid dat de getoontde informatie (deels) ook kan terugkeren in een blog. Er zal dus sprake moeten zijn van meerwaarde op de pagina’s.
Zeker één pagina moet gewijd worden aan opvattingen van Guépin, dé manier om hem beter te leren kennen. Het gaat dan om vragen als: Hoe beziet hij zelf zijn dichterschap? Welke meningen leren we kennen via zijn poëzie? Wat vindt hij van collegadichters? Zijn er opvallende godsdienstige opvattingen? Staat hij achter de slavenhandel? Hij was onder andere werkzaam voor en in de magistraat, blijken daaruit specifieke politieke voorkeuren? Verspreidt hij of beantwoordt hij (al) aan verlichtingsideeën enz. enz.

Een pagina die zeker niet mag ontbreken is een pagina waarop de achtergronden van de mensen besproken worden, die figureren in leven en werken van Jean Guépin. Velen werden verblijd met een gelegenheidsgedicht, anderen werden stevig op de hak genomen. Het is goed om te weten wat dat voor mensen waren om langs deze weg een zo duidelijk mogelijk beeld van het netwerk van Guépin te krijgen. Hierop aansluitend zou je een (sub)pagina kunnen maken over brieven. Brieven van, aan en over Jean Guépin. Een aparte categorie wordt daarbij gevormd door brieven op rijm. Niet alle correspondentie heeft trouwens te maken met tijdgenoten, maar vond plaats na zijn dood tot zelfs nog in de negentiende eeuw.

Er zijn zeker voldoende onderwerpen te bedenken voor pagina’s en/of blogs. Bijvoorbeeld over de rederij met aandacht voor o.a. de Middelburgsche Commercie Compagnie, de slavernij, St. Eustatius, zijn vader Jacob Guépin en de bijbehorende geldkwesties. Een andere mogelijkheid is een beschrijving van het toenmalige Vlissingen of de oprichting van verschillende genootschappen, waarbij Guépin betrokken was.

Dichtwerken

Van belang voor de kennis van zijn dichterschap is natuurlijk zijn eigen visie op het schrijven van poëzie. Die wordt behandeld in een artikel over het dichterschap van Jean Guépin, dat in voorbereiding is. Het zal verschijnen in het voorjaarsnummer van de Jacob Campo Weyermanstichting. Dit is een stichting die zich niet uitsluitend bezighoudt met Jacob Campo Weyerman (1677-1747, luis in de pels van de Verlichting), maar ook (met name) met de gehele achttiende eeuw. Een bezoekje aan de site is absoluut de moeite waard.

Stichting Jacob Campo Weyerman

http://www.weyerman.nl/

Centraal in het project staat de digitale uitgave van het complete werk van Jean Guépin, die toegankelijk zal worden gemaakt via de site van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Voordat het zover is, zullen er (fragmenten van) gedichten op de website van Jean Guépin aan bod komen. Deze site zal trouwens binnenkort ook geraadpleegd kunnen worden via de site van het KZGW.

Er is een tiental handschriften overgeleverd met lijstjes van gedichtentitels van Guépin. Ook deze zijn van belang. Er staan bijvoorbeeld titels op waarvan nog geen gedicht bekend is en soms zijn er aanvullingen met interessante informatie. Gecombineerd met het verzamelen van alle bibliografische en biografische gegevens die iets melden over Guépin, leveren deze lijstjes een compleet overzicht van de aandacht die (niet) aan Guépin is besteed.

Bij de aandacht voor het dichterschap krijg je verder te maken met de vorming van de dichter, zijn visie op zijn eigen poëzie en het schrijven van gedichten in het algemeen. Andere aspecten zijn de genres die hij beoefende en welke stijl hij bezigde, waarbij bij Guépin de satire opvallend aanwezig is.

Tot slot

Afbeeldingen vormen in de regel een welkome aanvulling of verduidelijking bij een tekst. Van Guépin beschikken we alleen over handschriften, dus afbeeldingen ontlenen we vooral aan mensen en situaties uit zijn omgeving. Gelukkig is er de Zelandia Illustrata waaruit we kunnen putten als het om Zeeuwse beelden gaat.

1043 Tekst op de zuil:

Zelandia Illustrata,
dat is
Het Graafschap van Zeelant
In zijn Steden, Dorpen, der zelver
Gebouwen, kloosters, Adelyke
Huijzen, Sloten, Lusthoeven
afgebeelt in tekeningen en Printen, met
deszelfs wapenkaart, Outheden en Afbeeldsels
verzameld
door
Hendrik Busserus Amstel.

296 Zelandia Illustrata III : historie en leven

NB De originele beschrijving bij deze afbeelding is niet correct.

Het streven is om in elk blog het laatste woord te geven aan Jean Guépin. De navolgende tekst zou rond 1870 opgetekend zijn door H.P. Winkelman:1

30 oktober 1762 bragt Burgemeester Winkelman rapport uit
over het gehouden Collegius qualificatum2 den 27sten te voren
te Zoutelande, over de verschillen tusschen Ds B. Dreszelaar
en zyne gemeente, zynde vruchteloos afgeloopen.
De Hr. J. Guepin teekende opzyn agenda aan:

Weer vruchteloos was onze last
Ons doordenRaad gegeven
Want, Dreszelaar, altoos een Kwast
Is ook een Kwast gebleven.
Dit is het slot van t overleg
De predikant of Kerk moet weg.

Bronnen

Links en urls worden gepresenteerd in een opvallende, lichtblauwe kleur en worden geopend in een nieuw venster.
1. Zeeuws archief, 7112 Handschriftenverzameling Gemeentearchief Vlissingen I, 1477-1927. Inv.nr. 5672. Afschriften van extempores, voor het merendeel van Jan Guépin, 1755-(c. 1775). (c. 1870), ongefolieerd.
2. Het Collegium Qualificatum beriep predikanten en koos de leden van de kerkeraad. Het had ook het recht van schorsing en afzetting van predikanten.

Geplaatst door Jan van Loo op 31 oktober 2021.

(3) De atlas in de DBNL

“In de atlas vind je geografische informatie over de auteurs en werken in de DBNL-collectie, zoals de geboorteplaats van een auteur of het land waarin een bepaalde roman zich afspeelt. De tool omvat vrijwel alle steden en dorpen in Nederland en Vlaanderen, en is voor de rest van de wereld doorzoekbaar op landniveau. Voor Nederland en Vlaanderen zijn zowel hedendaagse als historische kaarten beschikbaar.”1

Misschien is niet iedereen bekend met de werking van de DBNL. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren presenteert teksten uit de Nederlandse letterkunde, taalkunde en cultuurgeschiedenis. Zij richt zich daarbij op alle eeuwen. Deze digitale collectie is nu uitgebreid met een atlas. Wat houdt deze mededeling in? Ga naar https://dbnl.org/atlas/nevl_standaard.php. Je klikt op Zeeland en dan krijg je: https://dbnl.org/atlas/zl.php?c=0. De plaatsen op de kaart zijn aanklikbaar en onder de kaart kun je eventueel kiezen voor een kaart uit vroeger eeuwen.

Provincie Zeeland

Wat is het voordeel van deze aanvulling in de DBNL? Klik als voorbeeld op de plaats Vlissingen. Je krijgt dan een overzicht van auteurs die in Vlissingen geboren zijn. Eronder een overzicht van auteurs die er gestorven zijn, achtereenvolgens gevolgd door literaire organisaties in Vlissingen, literaire werken in verband met Vlissingen en secundaire literatuur in verband met Vlissingen (taalkunde, letterkunde en non-fictie). Je kunt ook direct naar een gewenste categorie gaan door in een kader rechts op je keuze te klikken. Kortom je hebt alles bij elkaar wat er rondom Vlissingen te vinden is in de collectie van de DBNL. In een woord geweldig handig als je over een bepaalde plaats een onderzoek wilt beginnen.

De rederijkers vallen onder de literaire organisaties en de enige vermelding in Vlissingen is de Blaeu Acoleye. Nadere informatie over dit rederijkersgilde is te vinden in het repertorium, maar er is ook informatie over de leden, zo mogelijk met geboorte- en sterftedatum. Als je op bijvoorbeeld Lambrecht Verbrugge klikt, krijg je vier aanklikbare teksten, alle uit Vlissings redens lust-hof uit 1642. Wil je nog meer weten over hem, dan zijn er twee biografische naslagwerken die je direct de aanwezige informatie over Verbrugge geven. Hetzelfde geldt voor aanwezige teksten. Je ziet dan in een oogopslag wie de auteur is en dat alle informatie komt uit de hiervoor genoemde bundel, behalve de teksten van Jeronimus van der Voort. Bij de secundaire literatuur over dit gilde staan Meertens (1943) en Ter Laan (1952) genoemd, 70 jaar geleden dus!. Het wordt de hoogste tijd voor een nieuwe studie over de rederijkers in Zeeland.

Als auteur uit Vlissingen bekijken we Jean Guépin (1715-1766). We constateren dat er over deze schrijver bedroevend weinig informatie aanwezig is in de DBNL: enkele biografieën die elkaar ongetwijfeld napraten en slechts één bron als secundaire literatuur. Zelfs Meertens bleek deze auteur niet te kennen en dat is merkwaardig in de wetenschap dat Guépin heel wat dichtwerken heeft nagelaten. Betje Wolff brengt het er aanzienlijk beter af. Er is aandacht voor een groot aantal oorspronkelijke publicaties (downloadbaar), teksten in andere boeken, biografieën, een lange lijst met secundaire literatuur, geschreven brieven van en over Betje Wolff en tenslotte worden er twee websites vermeld.

Iedere liefhebber van de Zeeuwse letterkunde moet een en ander maar eens zelf uitproberen aan de hand van de eigen interesses. Wat de rederijkersinformatie betreft, kan de website Rederijkers Zeeland verrijkt worden door de in de DBNL vermelde informatie over te nemen en onder te brengen bij de betreffende plaatsen, als tekst of als een downloadbare pdf. Verder is het plezierig om vast te stellen dat het repertorium van Arjan van Dixhoorn nu beter benaderbaar is geworden in de DBNL. Voor de website Jean Guépin valt er in de DBNL weinig te halen. Voor beide sites gaat trouwens op enig moment het omgekeerde gelden: de DBNL kan daar haar informatie ophalen en de websites als bron vermelden.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat lang niet alles wat bekend is, al in de DBNL aanwezig is, maar de atlas in de DBNL is een geweldige toevoeging aan het digitale onderzoeksfront.

Bron

1. Dit citaat is overgenomen van https://neerlandistiek.nl/2021/10/de-atlas/, gepubliceerd op 27 oktober 2021.

Geplaatst door Jan van Loo op 29 oktober 2021.

(1) Mercator sapiens

Een goede manier om kennis te maken met iemand is door zijn portret te tonen. Bij Jean Guépin hebben we echter alleen de beschikking over de beschrijving van Mr. Jan de Timmerman (1726-1765):

Op de afbeelding

van den heere

JAN GUEPIN

schepen en raad te Vlissingen

Dus toont de kunst GUEPIN, o Vlissinge, uwen Raad,
Die uw belangen kent en voor uw’ handel staat,
Wiens ongekreukt gemoed uw Vierschaar strekt ter paarle,
Wiens vlijt uw Zeevaard schraagt, der Zanggodinnen vrind,
Die, al wat wijsheid heet, in taal bij taal bemint ,
In ’t kort den Koopman van VAN BAARLE.1

De verblijfplaats van het echte portret, vermoedelijk een gravure of een silhouetafbeelding, is niet bekend. Ook zijn er geen afbeeldingen bekend. Het is dus nog maar de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een bestaand portret. De geboden tekst is namelijk eerder een beperkte karakteruitbeelding van de persoon Guépin dan de beschrijving van een afbeelding. Maar niettemin is hij hier herkenbaar beschreven.

Van Baarle
Samenvattend toont de kunst ons de Koopman van Van Baarle. Kaspar van Baerle is Casparus Barleus (1584-1648) die op 9 januari 1632 zijn oratie hield bij de inwijding van de Illustre School te Amsterdam met als titel Mercator Sapiens (de wijze koopman). Kennelijk zag De Timmerman die zelf pensionaris van Middelburg was, hem in de eerste plaats als een verstandig ondernemer. De overige kwalificaties zijn gevat tussen de eerste en laatste versregel. Bij elkaar tonen zij, in vogelvlucht, wie Jean Guépin was en wat hij deed.

Vlissingen
Als schepen en raad van Vlissingen heeft de stad in hem een vertegenwoordiger die handelt in het belang van Vlissingen. Hij strekt bovendien een ieder tot voorbeeld door zijn onkreukbare gedrag.

Door zijn ijver levert hij – als reder – een bijdrage aan de handel en scheepvaart. De woordkeus schraagt veronderstelt dat hij een ware steun was op dit terrein. We zullen later echter gaan vaststellen dat daarop wel het een en ander valt af te dingen. Zo werkte hij samen met de Middelburgsche Commercie Compagnie die bekendheid geniet vanwege de slavenhandel. Of en in hoeverre Guépin hierbij betrokken was, zal nog blijken. Maar vooralsnog geldt: over de doden niets dan goeds.

De muzen
Guépin wordt vriend van de zanggodinnen genoemd. We kunnen dus verwachten dat hij ze regelmatig opvoert in zijn poëzie. Onder de zanggodinnen worden de negen muzen verstaan. Een tweetal muzen dat we zeker tegen zullen komen in zijn gedichten is Kalliope (muze van de epische poëzie, de filosofie en de retorica; zie de afbeelding2) met onder andere een schrijftafel en schrijfstift als attribuut en Polyhymnia (muze van de retoriek en de gewijde liederen). En misschien kende Guépin wel een eigen muze die als inspiratie diende voor zijn poëzie.

Liefde voor taal
Ook in zijn taaluitingen vindt De Timmerman Guépin een wijs man die zich een waar liefhebber van de taal toont. Zo schaafde Guépin aan zijn gedichten (hij schreef er honderden) dat het een lieve lust was, beheerste hij Nederlands, Frans, Engels en Latijn, was op de hoogte van de literatuur der groten van die talen en trad bovendien zelf op als vertaler. Daarnaast stond hij aan de wieg van enkele genootschappen die goed taalgebruik als hoogste doel stelden.

Nagedachtenis
N.C. Lambrechtsen (1752-1823) schrijft in het slot van zijn hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jean Guépin: […] “twijfel ik nogtans niet, of bevoegde beoordeelaars zullen zijne verdiensten erkennen, en hem geene plaats ontzeggen onder de Dichters der 18de eeuw.”3 In 1819, ruim een halve eeuw na Guépins dood, vond men het dus nog de moeite waard om deze huldeblijk te publiceren, maar een brede waardering van Guépins werk is (tot op de dag van vandaag) eigenlijk uitgebleven. Moge de beslissing om al zijn gedichten te publiceren recht doen aan Jean Guépin.

Bronnen

1. Nagelaten gedichten van MrJan de Timmerman in leven pensionaris der stad Middelburg, Middelburg 1774, p. 318. De datum ontbreekt bij dit gedicht, maar het is geplaatst tussen een serie portretbeschrijvingen van rond 1748. Het gedicht moet echter van oudere datum zijn, want Guépin werd pas in 1759 voor het eerst tot schepen benoemd (Bron: Middelburgsche Courant, 5 mei 1759).
2. http://www.koxkollum.nl; gezien op 26 augustus 2021.
3. [N.C. Lambrechtsen], “Hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jan Guépin, weleer schepen en raad der stad Vlissingen, en aldaar overleden in den jare 1766′, in: H.W. Tydeman en N.G. van Kampen, Mnemosyne, vijfde stuk, Dordrecht 1819, 201.

Geplaatst door Jan van Loo op 27 augustus 2021.

Aankondiging

R ederijkerswerkgroep
Z eeuws-Vlaanderen

in samenwerking met


Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Op zaterdag 21 augustus 2021 maakt het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen het project van Jean Guépin bekend in haar Nieuwsbrief. Zodra daarna de eerste volgers zich hebben aangemeld, wordt een eerste blog over deze Vlissingse dichter verstuurd.


Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Per 1 juli 2022 heeft de bewerker van dit project, Jan van Loo, zijn medewerking voortgezet als conservator van de de collectie handschriften van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen onder het nieuwe logo.